Ronny Delrue
Jan Hoet
augustus 2011
In één van mijn vroegere introducties (1997) over het werk van Ronny Delrue wees ik op het spanningsveld van weigering door voorbij te gaan aan herkenbare details van de realiteit enerzijds en anderzijds het besef voor de noodzakelijkheid het wezen van de dingen te moeten benaderen. Vandaar zijn overtuiging zich niet zozeer met de zintuiglijkeaspecten van zijn onderwerpen te bemoeien dan wel met de binnenkant ervan via de componenten van wat de schilderkunst en tekenkunst aan middelen en mogelijkheden oplevert, om alduste komen tot een grotere algemeengeldigheid.
Het is vooral in de tekeningen dat die intense inzet van weigering en gebaar het meest wordt blootgelegd. Vanuit reflektie en meditatie met zichzelf gaat hij erin op zoek naar de identiteit achter zichzelf. De figuren die erin opduiken zijn tegelijkertijd dicht en ver, dicht wat de omtrek ervan betreft en ver als verschijning. Het gezicht, het herkenningsmoment bij uitstek, is gehuld in een vacuum, met slechts kleine aantekeningen van oor, neus, ogen en mond, zodat het gelaat een open vraag blijft om des te beter te kunnen peilen naar wat achter dat wezen aan gevoelstrekken en geheimen schuilgaat.
Misschien wel het meest verrassend zijn daarbij zijn heliogravures, waarin hij tot een symbiose komt tussen zijn schilderijen en zijn tekeningen, maar vertrokken van fotoalbums die hij op rommelmarkten zocht en die hij dan bewerkt met oost-indische inkt, met verf en met potlood om ze dan om te zetten op koperplaten en dan te drukken. Daar ook gaat het bij Ronny Delrue eveneens om het bewerken en veranderen van realiteit en daardoor ook weer die weigering tot het blootleggen van wat we als „wieder-erkennen“ begrijpen. Daardoor ontstaat vanzelf- sprekend ook vervreemding. Maar juist daarom creëert hij geheimen die de kijker uitdagen tot herdefiniering en mogelijks tot identificatie met hetgeen op een nieuwe manier is afgebeeld, zodat het werk spiegel wordt en de dialoog op gang gebracht wordt tussen kunstenaar en kijker. Verdwijnen en verbergen, wegwissen, maar gehuld in de duisternis des te sterker door- dringen in de banaliteit van het alledaagse bestaan.
Dat rusteloos op zoek gaan naar nieuwe technieken en mogelijkheden is eveneens een deel van zijn gedrevenheid zijn waarheid te vinden en te komen tot een punt waar het kunstwerk zich bevrijdt van de anekdote, van eventuele frustraties en loskomt van de banaliteit van elke dag.
Hij schuwt daarom geen enkel experiment en zet hij de kleinere heliogravures digitaal om in uitvergrote en opgeblazen prints waar hij de monumentaliteit aan de duisternis koppelt en die dagelijkse, intieme taferelen tot statige portrettten omzet, zodat er telkens nieuwe ervaringen en een ander verhaal ontstaan waarin de werkelijkheid tot een grotere complexiteit uitgroeit.